VPP-TDV
Korte geschiedenis van Impress (v.h. Thomassen & Drijver-Verblifa ) te Deventer
Op 9 december 1919 werd in Deventer een vennootschap onder firma opgericht met als doel de fabricage en handel in conservenblikken.
De firma kreeg als naam de familienamen van de twee vennoten Thomas Thomassen en Frits Albert Drijver. Zij hadden een opleiding gevolgd aan de Deventer Landbouwschool en leken voorbestemd voor een carrière in de Oost. Beiden hadden een familierelatie met Johan Hendrik Ankersmit, de jongste zoon van de textielfabrikant Hendrik Johan Ankersmit. Thomas was een schoonzoon en Frits was huwelijkskandidaat voor een andere dochter.
Deze J.H.Ankersmit had in 1892 een firma opgericht , VOF Köhler en Ankersmit ,voor de export van katoenproducten van de Ankersmit Textielwarenfabriek naar het Verre Oosten.Het handelspakket breidde zich snel uit met andere goederen van de Deventer industrie, zoals koek en de conserven in blik. Doordat de kwaliteit van de toegeleverde blikken te wensen overliet, besloot Ankersmit in eigen beheer de productie ter hand te nemen, wat leidde tot de oprichting van de blikfabriek in de Molenstraat in Deventer met Thomas Thomassen en Frits Albert Drijver aan het roer In 1928 was de eerste uitbreiding noodzakelijk en men verhuisde naar een complex aan de Veenweg.
In 1932 werd grond aangekocht aan de Rielerweg en de Veenweg voor verdere uitbreiding.
In 1934 werd de grondslag gelegd voor verdere expansie van T&D door een overeenkomst af te sluiten met Metal Box in Engeland en Continental Can in Amerika. De tweede Wereld Oorlog heeft ook T&D getroffen, en er werd slechts mondjesmaat geproduceerd wegens gebrek aan grondstoffen. Door nauwe relaties met met de top van het geallieerde leger wist Drijver te regelen dat een grote partij blik uit de haven van Antwerpen door de Canadezen naar Deventer kon worden getransporteerd.
Op 10 mei 1945 arriveerde een lange kolonne militaire voertuigen aan de poorten van de Veenweg . De productie van
blikken kon worden hervat. Na de oorlog werd de behoefte gevoeld om een eigen laboratorium te hebbenen in 1953 werd het Carl C.Conway Laboratorium gebouwd aan de Parallelweg.
De expansie van T&D ging verder, ook buiten Deventer. In 1952 werd Drenthina in Hoogeveen overgenomen en in 1953 werd een nieuwe fabriek gebouwd in Oss voor de productie van conservenbussen voor de vleesindustrie en bierbussen.
Uitbreiding op het complex aan de Veenweg was niet meer mogelijk en in 1955 werden de ROCA (RondCartonnagefabriek] en de Lakkerij/Drukkerij gevestigd aan de Zweedsestraat op het nieuwe industrieterrein Bergweide.
In 1958 werd onder de naam TEDECO begonnen met de productie van kunststof producten in een pand aan de Hanzeweg.
Aan de Zutphenseweg werd als kroon op het 40-jarig jubileum in 1959 het nieuwe Hoofdkantoor gevestigd.
In 1962 werd de lokatie aan de Zweedsestraat uitgebreid en ontstond er ruimte voor de productie van bussen en deksels en magazijnopslag.
In 1965 begon de fusie van de blikfabrieken van Thomassen & Drijver met Verblifa in Nederland en SOBEMI in België.
Een groot aantal fabrieken van historisch belang werd gesloten :
Krommenie (3 bedrijven) , Delft, Dordrecht, Utrecht, Pauw Leiden en Oudenbosch.
Deelnemingen in o.a Ruijsch in Haarlem , Polynorm in Bunschoten , en Boxal in Veenendaal werden beëindigd.
Wat overbleef was een krachtige onderneming Thomassen & Drijver-Verblifa NV met vestigingen in Deventer, Hoogeveen, Leeuwarden, Zaandijk, Oss, Doesburg, Lint (B), Oevel(B), Brugge(B)
De fusie hield ook in dat de productie op de diverse productielocaties herverdeeld werd.
De steeds groeiende vraag naar de blikken conservenbus leidde tot een enorm personeelstekort, dat alleen aan gevuld kon worden met gastarbeiders, vnl uit Turkije.
Voor de huisvesting van de Turkse werknemers kocht TDV het gerenommeerde hotel De Leeuwenbrug.
Ook elders in de stad werden de gastarbeiders ondergebracht in pensions.
In 1972 werd de laatste produktie van DeventerCentrum overgebracht naar DeventerZuid, waarna zich op het complex Centrum de Technische Stafdiensten, het laboratorium en de Centrale Service Werkplaats ( CSW) handhaafden.
De 2-delige drankenbus werd ontwikkeld en hiervoor werd in Oss in de jaren 70 een compleet nieuwe fabriek gebouwd en 10 jaar later volgde de bouw van een 2-delige drankenfabriek in Lint bij Antwerpen.
In schril contrast hiermee is dat de teruggaande economische conjunctuur en de verdere voortschrijdende automatisering in de begin jaren ‘80 TDV noopte tot reorganisatie en ontslag van de meeste ongeschoolde arbeiders. Het bedrijf heeft een terugkeerpremie ingesteld om op een sociale wijze afscheid te nemen van de gastarbeiders, die in de jaren ‘60 en ‘70 zo hard nodig waren.
In 1988 moest er nogmaals ernstig worden gereorganiseerd, CSW en Tedeco werden verkocht met de gebouwen en fabrieksterreinen. Zelfs het hoofdkantoor werd verkocht
Maar er werd ook geïnvesteerd. In 1993 werden een nieuw bussenmagazijn en expeditiehal in gebruik genomen op het complex aan de Zweedsestraat.
In de jaren 90 heeft Continental Can Europe zijn meerderheidsbelang in aandelen, die het sinds 1969 in bezit had, verkocht aan de Amerikaanse investerings maatschappij Peter Kiewit & Sons, die deze op zijn beurt later weer doorverkocht aan VIAG AG, een Duitse investeringsmaatschappij.
In 1997 kwamen de aandelen in handen van Doughty Hanson, en werd samen met het Franse Pechiney en het Duitse Schmalbach Lubeca Werke één van de grootste verpakkingsindustrieën van Europa gesticht: IMPRESS GROUP.
Delen van de productie, zoals de drankenbussen, en later de vaten werden aan derden verkocht. Impress breidde uit en vestigde zich o.a.in het voormalige oostblok. Overnames en fusies leidden ertoe dat Impress ook in de USA en Australië actief werd.
De lokatie in Deventer werd Europees dekselcentrum, en werd het produceren van stalen EO-deksels een van de kernactiviteiten. De OT dekselproductie werd verplaatst naar Tsjechië.
In 2007 werd de productie van tweedelige bussen voor Food in Deventer gestart, en de fabriek was hiermee de eerste op het vaste land van Europa
De naam Thomassen en Drijver is van de gevel, maar de grootste produktielokatie van Impress aan de Zweedsestraat in Deventer is voortgekomen uit dat kleine bedrijfje aan de “Möllestraote”
Theo Tysma, november 2009
Bron: Carel J.H.Wevers Terugblikken 1992
Zie ook : www.impressgroup.com
Korte geschiedenis van de VERBLIFA tot de fusie met Thomassen en Drijver in 1965
De NV. Vereenigde Blikfabrieken kwam tot stand op 23 september 1912 uit een fusie tussen de firma Verwer met fabrieken in Krommenie en Utrecht, en de firma Woud en Schaap met fabrieken in Krommenie, Weesp en Amsterdam. In 1930 werd ook de Dordrechtse Metaalwarenfabriek vh. wed. J.Bekkers en Zoon te Dordrecht opgenomen in de vennootschap.
De fusiepartners hebben echter alle een langere historie, zodat de start van de Verblifa dan ook gezien wordt als 1 mei 1888, de start van W.Woud
1885 Oprichting van C.Verwer schilders en verlakkerszaak te Krommenie met als doel het decoreren van blikken gebruiksvoorwerpen en verpakkingsblik en het lakken hiervan.
1888 W.Woud startte met zijn minderjarige zoon C.Woud in Zaandijk de produktie van blikken gebruiksvoorwerpen en verpakkingsblik.
1824 In Dordrecht was Jacobus Bekkers begonnen met de produktie van blikken gebruiksvoorwerpen en voorziet deze van decoratie en lak.
Verwer [1885-1912]
Verwer had een schilders en verlakkerszaak in Krommenie en was vernisstoker. In 1889 ontwikkelde hij een speciale vernis die tegen de hoge temperatuur bestand was , die voor sterilisatie nodig was. Om deze lak af te stoken was een speciale oven nodig, en had Verwer kapitaal nodig. Door de bekroning op de Weense Nijverheidstentoonstelling bleek de interesse van andere geldschieters gewekt, hetgeen in 1892 leidde tot de oprichting van de
NV Verwers Vernis en Stoommetaaldrukkerij.
De combinatie van Verwers technische capaciteit en uitbreidingsplannen en de kapitaalkrachtigheid van een aantal Zaanse industriëlen heeft aldus op gelukkige wijze de stichting van een grote onderneming mogelijk gemaakt. Het vernisgeheim is daarbij de sleutel geweest waarmee Verwer de kapitaalmarkt heeft kunnen openen, die voor andere blikindustrieën nog vrijwel gesloten bleef in deze tijd.
De concurrentie zat niet stil, en had na jaren achterstand, deze ingehaald, door ook vernissen te ontwikkelen die bestand waren tegen hoge temperaturen. Verwer legde de nadruk op het decoreren en bedrukken van de blikken.
Parallel hieraan ontwikkelde zich de afdeling Lithografie voor het ontwerpen en prepareren van drukstenen. De expansie van Verwer zette zich door. Het bedrijf breidde uit en investeerde in nieuwe drukmachines en ovens. D
Deze ontwikkeling werd in 1906 bekroond met het recht tot het voeren van het koninklijk wapen. Blijvende groei noodzaakte tot uitbreiding en het daarbij benodigde kapitaal.
Omdat het moeilijk was in de omgeving van Krommenie de benodigde arbeidskrachten te vinden, en met het oog op een betere beheersing van de afzetmarkt, werd besloten tot oprichting van een fabriek in Utrecht. Nu de productie over 2 locaties verdeeld was, werd het hoofdkantoor in Amsterdam gevestigd. Maar de voltooiing van de fabriek in Utrecht duurde langer dan was voorzien en door de aanloopproblemen met de rotatiepersen duurde het tot eind 1912 voordat de fabriek op volle capaciteit draaide.
Echter andere donkere wolken spanden zich samen. Door de oorlogsdreiging in Europa stegen de blikprijzen dramatisch en kwam de productie grotendeels stil te liggen. Deze economische ontwikkeling dreef de twee grote concurrenten, Verwer aan de ene kant, en Woud en Schaap aan de andere kant,aan de onderhandelingstafel om tot samenwerking te komen.
Woud en Schaap [ 1888 – 1912 ]
W.Woud startte met zijn minderjarige zoon C.Woud op 1 mei 1888 een blikslagerij te Zaandijk in een oude koperslagerswerkplaats. Hij was succesvol en moest al spoedig knechten in dienst nemen om aan de vraag te voldoen. De behoefte aan kapitaal voor verdere uitbreiding bracht Woud sr. In contact met zeildoekfabrikant Schaap. Dit contact leidde tot de oprichting van een nieuwe firma,
CV Zaanlandse Blikfabriek, firma W.Woud CZn te Zaandijk.
Zodra Woud jr. 21 jaar geworden was, verkreeg hij na handlichting van de kantonrechter te Zaandam het recht tot uitoefenen van zijn bedrijf. Hij ontsloeg zich daarmee van de voogdij van zijn vader en vormde nu met Schaap bij acte van 26 october 1889 een nieuwe vennootschap in Krommenie:
CV Zaanlandse Blikfabriek, firma Woud en Schaap te Krommenie
Er werd voortdurend geïnvesteerd en de fabriek groeide. Alles wat Woud en Schaap vervaardigde was blank blik met of zonder papierwikkel. Soms ook werden de letters van de klant in reliëf aangebracht. Het decoreren en lakken werd uitbesteed bij de concurrenten Verwer in Krommenie of Bekkers in Dordrecht. Maar het duurde niet lang voordat werd besloten om het drukken en lakken in eigen hand te nemen. Hiervoor was wederom geld nodig, en werd besloten de Commanditaire Vennootschap om te zetten in een Naamloze Vennootschap, aldus ontstond de
NV Zaanlandse Blikfabriek, vh de firma Woud en Schaap te Krommenie
Er kon nu op grote schaal geïnvesteerd worden in gebouwen en machines. In 1910 kon de nieuwe drukkerij en lithografische voorbereidingsafdeling in gebruik worden genomen. In de daarop volgende jaren bouwde hij een geheel nieuwe blikslagerij en een nieuwe fabriek voor het bewerken van het dikkere plaatijzer .
Een kleine blikfabriek in Weesp werd overgenomen en er werd begonnen met een nieuwe werkplaats in Amsterdam. De afzetmarkt van blik raakte echter verzadigd, en de oorlogsdreiging in Europa deed de blikprijzen opjagen. Dit bracht de onderneming aan de onderhandelingstafel met de concurrent Verwer, hetgeen op 23 september 1912 leidde tot de oprichting van:
NV Vereenigde Blikfabrieken te Amsterdam
Bekkers [ 1824 – 1928 ]
Jacobus Bekkers was reeds in 1824 begonnen als blikslager. De steeds grotere vraag naar handgevormd en beschilderd blik leidde tot regelmatige uitbreiding. Was het de eerste jaren nog een ambacht, in de jaren na 1860 werd er in de blikfabriek meer fabrieksmatig gewerkt met machines. Deze machines kwamen op de markt door de grote vraag wereldwijd. Wilde je met de tijd meegaan, dan was daar kapitaal voor nodig, wat leidde tot de oprichting in 1864 van de
NV Wed. J.Bekkers en Zn te Dordrecht
Met aan het hoofd H.F.Bekkers , zoon van Jacob. Door het invoeren van steeds meer mechanische arbeid, werd het handwerk naar de achtergrond gedrongen. Hierdoor was de firma minder afhankelijk van de vakkennis en bekwaamheid van de blikslagers, maar werden het meer machinebedieners, die intern werden opgeleid. De productie met deze machines was aanzienlijk hoger dan de productie van de snelste vaklieden.
H.F.Bekkers overleed in 1878, en werd opgevolgd door zijn broer C.F. Bekkers.
In 1880 had hij het maximum van de ontwikkelingsmogelijkheden bereikt en werd er geïnvesteerd in machines voor de productie van blikken voor de conservenindustrie en verpakkingsblik voor chocola, beschuit en biscuit. In 1883 werd dit laatste in een aparte afdeling ondergebracht. In de vrijgekomen ruimte werd een jaar later de eerste blikdrukpers geplaatst. In de periode 1880-1900 is de productie van handmatig geproduceerde en beschilderde huishoudelijke voorwerpen volledig veranderd in mechanisch geproduceerd en bedrukt verpakkingsblik. Om aan de steeds groeiende vraag te voldoen was uitbreiding noodzakelijk. Hiervoor was kapitaal nodig en werd in 1900 de
NV Dordrechtse Metaalwarenfabriek vh Wed. J.Bekkers te Dordrecht opgericht .
C.Bekkers werd tot directeur benoemd, en zijn zoon J.J.M.Bekkers tot onder-directeur. Net na de voltooiing van de nieuwe fabriek deed zich een ernstige terugslag in de economie voor. Het vergrote machinepark bleef nagenoeg werkloos, en dit leidde tot het aftreden van directeur C.Bekkers. Door de concurrentie van de Zaanlandse blikfabrieken en de hoge financiële lasten , kon men moeilijk uit het dal komen. Na een financiële sanering kon men de kosten terugbrengen en kon men een moeilijke periode overbruggen tot de wereldeconomie onder dreiging van de eerste wereld oorlog het zwaar te verduren kreeg. Hoewel er direct na de oorlog een kleine opleving was, zakte de blikmarkt in de daarop volgende jaren geheel in. Bekkers werd tevens getroffen door een staking. Er was in de periode 1925-1928 sprake van een lichte groei , maar men ontkwam niet aan een drastische reorganisatie om te overleven.
De gebroeders Woud, die uit de directie van de Vereenigde Blikfabrieken waren getreden, werden aangezocht om het bedrijf te herstructureren. Dit leidde tot de oprichting van de
NV Woud en Bekkers te Dordrecht
met fabrieken in Dordrecht en Amsterdam. Er werd in Amsterdam over ’t IJ een nieuwe fabriek ingericht. Maar men kreeg geen tijd om zich te bewijzen, want reeds op 1 april 1930 werd er met de Vereenigde Blikfabrieken overeenstemming bereikt dat alle aandelen Woud en Bekkers zouden worden overgenomen en dat de fabriek zou opgaan in de
NV Vereenigde Blikfabrieken te Amsterdam.
Vereenigde Blikfabrieken [ 1912- 1965 ]
Om ook de markt in Zuid-Holland te bedienen werd er gezocht naar geschikte overname kandidaten. Er werd o.a. één gevonden in Delft. De firma Lorrewa ( 1871) werd in 1917 onderdeel van de Verblifa en ging zich voornamelijk bezighouden met de productie van conservenbussen. Verder werd de fabriek van Stroman en de Boer in Rotterdam overgenomen en de productie werd ondergebracht in een nieuw fabriekspand in Hilligersberg.
Tegenslag was er ook toen in 1924 de fabriek van Verwer grotendeels door brand werd verwoest. In 1931 werd de oude naam “NV Dordrechtse Metaalwarenfabriek vh wed. J.Bekkers en Zoon “ in ere hersteld. Men hoopte op deze wijze positief gebruik te maken van reputatie van deze fabriek voor huishoudelijke artikelen en fraai gedecoreerd verpakkingsblik. De oude fabriek van Bekkers in Amsterdam werd stilgelegd, en de emailleeractiviteiten in Utrecht werden eveneens gestopt.
In 1935 werd de fabriek in Weesp stop gelegd en de productie overgeheveld naar Utrecht.
De periode 1930 – 1945 is er één geweest van overleven met de noodzakelijke personeelssaneringen. Er was wel een korte opbloei van legerorders ( helmen, veldflessen ) , maar dat was na de Duitse inval afgelopen.
Na de WO II werd echter met hernieuwde energie de blikproductie voortgezet.
In 1949 werd de Electro Blikfabriek Leeuwarden ( 1919) opgenomen in de Verblifa en zo verschafte men zich toegang tot de zuivelmarkt, olie- en verfbussen en tubes. In 1950 gevolgd door Doesburg,waar eerst het zware plaatmateriaal werd verwerkt, o.a. de bekende Calmix kachels, maar later ging men steeds meer over op blikemballage, zoals vierkante bussen, sigarendozen en glassluitingen.
De vatenfabriek Pielkenrood in Zaandijk volgde in 1953.
De fabriek in Oudenbosch voor de productie van blikken voor oliën en vetten werd in 1954 gestart.
De drukkerij wed. Paauw in Leiden kwam tenslotte in 1958 onder de vleugels van de Verblifa.
Als we bedenken dat ook nog Polynorm in deze periode werd ingelijfd, dan zien we de enorme honger van de veelvraat Verblifa.
Speelde de “kattenpies affaire”bij Thomassen en Drijver een rol , de “helmenaffaire” is onlosmakelijk verbonden met de Verblifa.
De Verblifa zocht aansluiting bij een grote speler op de blikmarkt, maar kon zich niet vinden in de voorwaarden die American Can , de Amerikaanse tegenspeler van Continental Can, die aan Thomassen en Drijver gelieerd was, stelde.
Fusiebesprekingen met de concurrent Thomassen en Drijver waren onvermijdelijk, en de fusie werd in 1965 een feit. Hierin werd ook de Belgische blikfabriek SOBEMI betrokken.
Nadat er een sanering had plaatsgevonden en overtollige en onrendabele fabrieken gesloten werden, ontstond een krachtige onderneming:
Thomassen & Drijver –Verblifa NV met hoofdkantoor te Deventer
en productielocaties te Deventer, Hoogeveen, Leeuwarden. Zaandijk, Oss, Doesburg, Lint ( B ), Oevel ( B ), Brugge ( B ).
Zie verder: Korte geschiedenis van Impress te Deventer
Theo Tysma , januari 2010
Bron: J.C.Westermann Korte geschiedenis van de Nederlandse blikindustrie 1938
E.J.Bouw Van Blikslagers, vleesblikken en biervaten 1967
C.J.H.Wevers Terugblikken 1992
E.J.Bouw e.a Bonte blikken 1990
F.A.Jansen Betoverend blik 2000